11 September 2015 Ruud Houdijk

Verslag eerste denktank #GHOR2020

Vrijdag 4 september was het dan zover: een eerste bijeenkomst van een strategische denktank in oprichting

De afgelopen weken zijn vele stellingen gelanceerd om de discussie over de GHOR2020 aan te jagen. Nu was het de beurt aan diverse DPG’en en toehoorders van belangrijke veldpartijen om hierop te reageren. Hier volgt een verslag.

Het initiatief voor de bijeenkomst is gekomen van Ype Schat, DPG Gelderland-Midden, die de aanwezigen informeel en op persoonlijke titel heeft uitgenodigd voor een eerste verkenning. Ruud Houdijk is gevraagd om de discussie te begeleiden, aan de hand van de gelanceerde stellingen. De samengevoegde bundel van blogs (een levend document!) dient als startpunt van de discussie. Al direct wordt sterk commitment uitgesproken voor de ingezette beweging. De GHOR en ook de GGD moet vanuit eigen kracht en op inhoud bediscussiëren waar het heen moet. Niet vanuit het belang van de GHOR of GGD, maar op inhoud beredeneerd vanuit het maatschappelijke doel en de rol van het openbaar bestuur daarin. En niet vanuit een ervaren bedreiging of zwakte, maar juist om de beweging te verzilveren die de afgelopen periode al is ingezet.

De urgentie om te bezinnen op de toekomst wordt groot geacht. Dit begint bij de onderkenning dat er een gat is tussen de interpretatie van de wetgever en de taakopvattingen in de dagelijkse praktijk van het veld. Ook ontwikkelingen als de nieuwe Wet ambulancezorg, visie op acute zorg en oprichting van de LMO nopen tot een herijking. Centraal issue is het raakvlak tussen zorg en veiligheid (versterkt door de decentralisaties), waarop de DPG de bestuurders moet kunnen ontzorgen. Dit alles vraagt om een gedeelde visie. Belangrijk wordt om elke DPG mee te nemen in het belang van deze herpositionering. Het moet echter nadrukkelijk geen intern gerichte discussie worden. Het hele veld van relevante netwerkpartijen moet worden meegenomen, want alleen dan kun je bouwen aan breed commitment.

Zorgrisicoprofiel en risicobeheersing

Het geschetste beeld van het zorgrisicoprofiel en de link met ‘witte’ risicobeheersing wordt onderschreven. Met name wordt benadrukt dat de DPG het bestuurlijke debat moet aangaan over relevante ontwikkelingen. Bijvoorbeeld de centralisatie van (acute) zorg vergt een proactieve dialoog tussen het decentrale en het centrale openbaar bestuur en zorgverzekeraars, om te voorkomen dat het lokale bestuur ineens wordt geconfronteerd met ontwikkelingen die direct gevolgen hebben voor opgeschaalde zorg, maar niet meer te beïnvloeden zijn. Dit type ontwikkeling moet duidelijker worden ingebracht in het regionaal risicoprofiel en daarvan afgeleide zorgrisicoprofiel, zodat vanuit zowel de GHOR als de GGD de dialoog met de zorgsector, inclusief de zorgverzekeraars, onderbouwd kan worden aangegaan.

De DPG moet de netwerkpositie in het ROAZ (plenair en bijvoorbeeld in een speciale focusgroep) benutten om mee te praten over acute zorg, vanuit het publieke belang van opgeschaalde zorg. Dit begint met het verder bouwen aan de vertrouwensbasis met de zorgsector, zonder in hun eigenstandige verantwoordelijkheden te treden. De DPG moet inzicht bieden in blinde vlekken en daarna vooral stimulerend gaan werken zodat de zorgsector haar eigen verantwoordelijkheden kan waarmaken en lacunes worden voorkomen. Daarbij kan nadrukkelijk de relatie worden gelegd tussen zorg en veiligheid. Ga naar zorginstellingen toe met een risicogerichte ‘all hazard’ blik, dus neem bijvoorbeeld ook ‘brandveilig leven’ mee. En richt niet alleen op preparatie, maar ook op preventieve maatregelen die zorginstellingen kunnen nemen. De knip tussen externe en interne risico’s moet daarbij worden geslecht, omdat het voor de impact op de bedrijfscontinuïteit nu eenmaal weinig uitmaakt of een incident binnen of buiten ontstaat (laten we zeggen, een drinkwaterleidingbreuk bij het VUmc?). En een naadloze link moet worden gesmeed tussen ‘incidentmanagement’ en opgeschaalde zorg, omdat ook in de dagelijkse basis al heel veel fout kan gaan dat risico- en crisismanagement vraagt. De wettelijke definiëring van geneeskundige hulpverlening werkt wat dat betreft niet mee, want deze is beperkt tot GRIP, terwijl het zou moeten gaan om alle incidenten die het publieke belang raken. Het opgeschaalde veld moet niet worden gedefinieerd vanuit structuren of (nood)bevoegdheden, maar vanuit het maatschappelijk belang dat vraagt om oplossend vermogen. De kern van de GHOR is dus niet zozeer opgeschaald optreden, maar in den brede de verbinding in de keten plus de aansluiting tussen de keten en de multidisciplinaire hulpdiensten, zowel bij dagelijkse incidenten en crises als bij het grootschalige. Een verdere rolverheldering in de regelgeving van VenJ en VWS is dus hard nodig. Er moeten muren geslecht worden!

Operationele leiding en naadloos opschalende PG

Om de brug te kunnen slaan is flexibilisering van de opschaling hard nodig. Hoe vaak komt een GRIP 3 of 4 nu eigenlijk voor? De vele vormen van (publieke) crisisbeheersing in alle soorten en maten drijven af van de wettelijke definitie van de WVR. De taal en begrippen van de WVR moeten veel dichter aan komen tegen de zorgketen. En de sterk repressieve inslag van de WVR (vele bepalingen over bestrijding) moeten in balans worden gebracht door meer aandacht voor preventie. Het maatschappelijke doel bij (zorg)crises is dat de samenleving weer door kan functioneren. Daarbij draait het in de meeste gevallen helemaal niet om grootschalige hulpverlening, maar om zorgcontinuïteit, maatschappelijke onrust en crisiscommunicatie. Vice versa moet in zorgwetgeving als de WTZi en de aankomende Wet ambulancezorg ook het publieke perspectief beter worden geborgd.

De discussie over ontkleurde operationeel leiders, die het hele gezag overnemen, speelt gelukkig niet in elke regio. Dit vraagstuk moet worden bezien vanuit het perspectief en belang van de burgemeester en niet vanuit een fictief belang van eenhoofdige command & control. De burgemeester wil ontzorgd worden. Hij/zij wil weten dat problemen opgelost worden door de daarvoor geëigende organisaties. In de zorgketen vindt dat inderdaad plaats door middel van de netwerkrelaties van de DPG en niet in de vorm van hiërarchische sturing door een operationeel leider. De formele noodbevoegdheden van het openbaar bestuur binnen de functionele kolom van de zorg zijn beperkt. De zorg is sowieso wars van bevoegdheden en bevelen. Zij zijn autonoom in hun afwegingen en het zorgstelsel wordt ook niet betaald door het lokale openbaar bestuur maar door de zorgverzekeraars. Als DPG moet je gezag aan de voorkant zien te verdienen door de keten te helpen smeden en stimuleren en niet door aan de achterkant met bevoegdheden te zwaaien.

De OvD-G moet zich bewust zijn van de consequenties van incidenten voor processen van Publieke Gezondheid en moet het juiste punt kennen om naar door te verwijzen. De OvD-G kan dus een toegang zijn tot PG, al was het maar omdat de andere kolommen de OvD-G ter plaatse zien als representant van de gehele witte kolom. Dit is echter wat anders dan dat de OvD-G zou moeten worden doorontwikkeld tot een eerstelijns intakecapaciteit voor PG-incidenten. Het netwerk van PG is te complex en afwijkend van het expertisegebied van de OvD-G. Dit blijft de expertise van de dagelijkse PG-zorg, zoals OGGZ, JGZ etc., die moeten kunnen optreden bij incidenten in het sociaal domein en sociale veiligheid. Het is beter om de rol van de OvD-G hierin te beperken tot het kunnen inschatten van de noodzaak van het activeren van PG-processen om daarna snel door te verwijzen. Het eigen acterend vermogen van de GGD vraagt overigens wel 24/7 kennis en kunde op het vlak van crisiscommunicatie, in nauwe samenwerking met gemeentelijke communicatie.

Continuïteit en netwerkregie

Wie welk stukje verantwoordelijkheid draagt voor zorgcontinuïteit is op dit moment wettelijk niet goed duidelijk. De zorgverzekeraar en zorginstellingen zijn primair verantwoordelijkheid, maar vanuit het publieke belang heeft de GHOR wel degelijk ook haar verantwoordelijkheden, zoals ook besproken bij het onderdeel zorgrisicoprofiel en risicobeheersing. De GHOR treedt niet in de verantwoordelijkheid van de individuele zorginstellingen, ook niet als het gaat om ketencontinuïteit. Het publieke belang ligt in de aansluiting tussen zorgcontinuïteit en “continuïteit van de samenleving”. De kwetsbaarheidsanalyse, in het verlengde van het zorgrisicoprofiel, zou hiervoor een goed vehikel kunnen zijn, mits deze doorlopend wordt uitgevoerd.

Hoe nu verder

Verdere velddiscussie moet een levend verhaal gaan opleveren. Om tot een door het veld en partners gedragen visie te komen, is het belangrijk om de discussie vrij te blijven voeren, zonder formele posities en standpunten. Op korte termijn wordt nagedacht over een vervolg van de denktank en verbreding naar andere stakeholders en DPG’en. Wordt vervolgd.

Deel deze blog
linkedintwittermail