3 August 2015 Ruud Houdijk

Aansluiting nationaal veiligheidsprofiel en regionale risicoprofielen

De aansluiting tussen het nieuwe Nationaal Veiligheidsprofiel (NVP) en de regionale risicoprofielen van de veiligheidsregio’s moet nodig “ontmythologiseerd” worden.

De Algemene Rekenkamer heeft dit voorjaar een rapport uitgebracht over de regionale risicoprofielen. De Rekenkamer is van mening dat er nog onvoldoende aansluiting is tussen de nationale en de regionale risicoanalyses. Terecht dat aandacht voor deze aansluiting wordt gevraagd, maar de overlap moet ook niet overschat worden. Nationale Veiligheid heeft nadrukkelijk een bredere focus dan de veiligheidsregio’s. Zo worden vele nationale en internationale risico’s geanalyseerd die niet of nauwelijks raken aan de taakuitvoering door de veiligheidsregio’s. Denk aan mineralenschaartse, vluchtelingenstromen, radicalisering of geopolitieke dreigingen. Aan de andere kant richten de risicoprofielen van de veiligheidsregio’s zich op vele risico’s waarvan de impact niet “groot genoeg” is om deze te kwalificeren als een inbreuk op de nationale veiligheid. Denk aan de meeste branden, verkeersongevallen en zelfs veel van de ongevallen met gevaarlijke stoffen. Deze analyses zijn voor de veiligheidsregio’s echter wezenlijk, omdat zij de basis vormen voor hun regionale beleidskeuzes.

Overlap dreigingsthema’s
Wat zou de aansluiting dan wel moeten zijn? In onderstaande figuur wordt de overlap grafisch weergegeven. Hierbij wordt uitgegaan van de verwachte nationale dreigingsthema’s, waarvan de indeling zoveel als mogelijk is afgestemd op de thema’s en crisistypen uit de Handreiking Regionaal Risicoprofiel.

aansluitingnationaalregionaal1

In dit overzicht zijn vijf categorieën van risico’s terug te vinden.

1. Veel overlap, dus maximale samenwerking gewenst. Van de “dreigingsthema’s” zoals gedefinieerd voor nationale veiligheid hebben de thema’s natuurrampen (zoals overstromingen, natuurbranden, extreem weer) en gezondheid & milieu (zoals influenzapandemie, zoönosen en milieuverontreiniging) de meeste overlap met de regio’s. Scenario’s die hiervoor landelijk worden ontwikkeld voor nationale veiligheid, zou je (aangepast naar de regionale schaal) ook terugverwachten in de regionale risicoprofielen. Vice versa, kunnen de regionale scenario’s input vormen voor de nationale, mits ze afdoende hoog op impact scoren. Met name deze twee thema’s vragen dus goede samenwerking tussen Rijk en regio’s bij de scenario-selectie en -analyse.

2. Regio’s primair aan zet; nationaal doorvertalen. Ook bij het dreigingsthema zware ongevallen (zoals verkeersongevallen en incidenten met gevaarlijke stoffen) is er nadrukkelijk een overlap, maar zijn er ook veel regionale scenario’s die nationaal niet relevant zijn. De noodzaak om regionaal meerdere verschillende scenario’s voor dit thema te maken is groter dan voor het Rijk. Ten eerste omdat deze scenario’s een belangrijke toetssteen zijn voor de regionale crisisbeheersing: het zijn juist dit soort incidenten met veel slachtoffers of met gevaarlijke stoffen die een maximale hulpvraag betekenen, nog zonder dat er meteen sprake is van nationale veiligheid. Ten tweede omdat juist ook deze risico’s (met name brandveiligheid en externe veiligheid) een grote preventieve inspanning van decentrale overheden vergen en dus goed moeten worden afgewogen in het beleidsplan van de veiligheidsregio. Ten derde omdat dit nu eenmaal de meest voorkomende “rampen” zijn waarmee een regio kan worden geconfronteerd.

3. Rijk primair aan zet; goede regionale doorvertaling noodzakelijk. Bij het dreigingsthema uitval van vitale voorzieningen (zoals elektra, water, telecom) is het juist andersom dan bij de vorige categorie: met uitzondering van hele locatiespecifieke scenario’s is er voor de veiligheidsregio’s weinig reden om andere scenario’s te maken dan die nationaal worden meegenomen. Sterker nog, groot diversiteit tussen de regio’s is voor dit onderwerp niet goed te billijken, omdat uitval van nutsvoorzieningen zich doorgaans niet aan regiogrenzen houdt. Daarenboven zijn de meeste vitale sectoren bovenregionaal of nationaal georganiseerd, hetgeen noopt tot zoveel mogelijk uniformiteit van scenario’s. Tegelijkertijd zijn er binnen dit thema ook bepaalde nationale scenario’s die minder raken aan de taakuitvoering door de regio’s, zoals verstoring van de rioolwaterzuivering. Ook zijn er risico’s waarvan de oorzaak nadrukkelijk een (inter)nationale aangelegenheid zijn, waar de regio’s weinig aan kunnen doen, zoals uitval van satellieten of brandstofschaarste. De regio’s hoeven hiervan alleen in generieke zin de impact op de eigen processen mee te nemen, d.w.z. de eigen continuïteit van de hulpdiensten en eventuele bevolkingszorg.

4. Grotendeels nationale aangelegenheid; alleen impact op hulpdiensten meenemen in regionaal risicoprofiel. Risico’s als cyberaanvallen, verweving van onder- en bovenwereld, polarisatie en dierenrechtenactivisme (voor zover gedefinieerd als nationale veiligheid) zijn primair een aangelegenheid van het Rijk. Voor de veiligheidsregio’s is eventuele impact op de eigen continuïteit en hulpverlening van belang, maar dat kan in generieke zin. Dergelijke landelijke scenario’s hoeven niet 1-op-1 in het regionaal risicoprofiel te worden meegewogen. Ook bij terrorisme is dit het geval: de hulpdiensten moeten voorbereid zijn op de specifieke aandachtspunten bij “terrorismegevolgbestrijding”, maar zijn niet aan zet als het gaat om preventie of surveillance. Iets vergelijkbaars geldt voor “paniek in menigten”: de hulpdiensten moeten kunnen optreden, maar crowd control en adviseringen van gemeenten op dit punt is een verantwoordelijkheid van de politie. Overigens moet wel worden opgemerkt dat gemeenten wel degelijk een kleinere of grotere verantwoordelijkheid hebben voor een aantal van deze dreigingen, denk aan polarisatie in wijken en BIBOB, maar dat valt buiten het werkveld van fysieke veiligheid waarvoor de veiligheidsregio’s wettelijk verantwoordelijk zijn en waarop de regionale risicoprofielen gericht zijn.

5. Eigenlijk bij uitsluiting een nationale aangelegenheid. Wat resteert is de categorie geopolitieke dreigingen. Bij uitstek het domein van de Rijksoverheid.

In onderstaande figuur wordt per nationaal dreigingsthema de voorgestelde betrokkenheid van de veiligheidsregio’s samengevat (klik erop om te vergroten).

Rollenveiligheidsregiosperdreigingsthema
Overlap capaciteiten voor vitale belangen
Een vergelijkbare analyse als hiervoor, kan worden gemaakt voor de “capaciteiten” (zowel risico- als crisisbeheersing) per vitaal belang. In zowel het Nationaal Veiligheidsprofiel als de regionale risicoprofielen wordt de impact beoordeeld op de vitale belangen van de Nederlandse samenleving: territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid en sociale & politieke stabiliteit. De regio’s hebben hier de veiligheid van cultureel erfgoed als zesde vitale belang aan toegevoegd. Het feit dat de impact van alle risico’s op deze dimensies wordt geanalyseerd, betekent echter nog niet dat de veiligheidsregio’s voor elk vitaal belang ook de sleutel tot (preventieve of repressieve) effectreductie in handen hebben. In onderstaande figuur wordt dit schematisch inzichtelijk gemaakt.

aansluitingnationaalregionaal2

De mogelijkheden van de veiligheidsregio’s om de impacts op elk vitaal belang te reduceren, zijn als volgt te duiden:

1. Territoriale veiligheid: de rol van de veiligheidsregio is zeer beperkt.  Alleen het door bronbestrijding voorkomen van besmetting van grondgebied (denk aan Moerdijk).

2. Fysieke veiligheid: dit is de kerntaak van de veiligheidsregio. In het Nederlandse stelsel ligt een sterke nadruk op regionale capaciteiten, aangevuld met nationale voorzieningen en nationale preparatie. Daarenboven ligt er een grote decentrale rol (bij gemeenten en provincies, met advies door de veiligheidsregio) bij risicobeheersing, denk aan Externe Veiligheid.

3. Economische veiligheid: de rol van de veiligheidsregio is zeer beperkt. Alleen schadebeperking in het algemeen en eventueel bescherming van specifieke sectoren als deze dominant zijn in een regio (denk aan Schiphol, Rotterdamse haven).

4. Ecologische veiligheid: de rol van de veiligheidsregio is zeer beperkt. Vooral het voorkomen van milieuschade bij repressief optreden.

5. Sociale en politieke stabiliteit: grote rol van de veiligheidsregio’s bij psychosociale nazorg en bij crisiscommunicatie (ter voorkoming van onrust).

6. Cultureel erfgoed: extra vitaal belang alleen gedefinieerd door regio’s. De veiligheidsregio heeft een rol in risicobeheersing (m.n. brandveiligheid) en bij operationeel optreden.

Afsluitend
Met deze blog geven wij onze visie het inkaderen van de aansluiting tussen nationaal en regionaal. Het issue van afstemming tussen regionale risicoprofielen en het Nationaal Veiligheidsprofiel moet namelijk niet groter worden gemaakt dan nodig. Wij hopen inzichtelijk te hebben gemaakt op welke thema’s en welke beleidsvelden (vitale belangen) de veiligheidsregio’s aanspreekbaar zijn. Hoe de afstemming tussen Rijk en regio’s op deze raakvlakken in praktische zin verloopt, is op vele plekken onderwerp van gesprek.

Belangrijke vervolgvraag per dreigingsthema is waar precies de ondergrens wordt getrokken van scenario’s die nog relevant zijn voor nationale veiligheid. Dit kun je zuiver “getalsmatig” aanvliegen (het moet bijvoorbeeld minimaal een totale impact van B of C hebben), maar de verleiding is ook groot om het te relateren aan het afkondigen van “GRIP-Rijk”. Dat is echter niet altijd een valide criterium, omdat het gebruik van GRIP-Rijk niet strak is afgebakend en het een incident of crisis nog niet meteen maakt tot een bedreiging van de Nationale Veiligheid (met hoofdletters). Bij de uitwerking van het Nationaal Veiligheidsprofiel zal per dreigingsthema en crisistype het afkappunt van nationale veiligheid nader bepaald moeten worden.

Deel deze blog
linkedintwittermail

Comment (1)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *